“We moeten morgen over naar een circulaire economie”

Casestudies Nyenrode leggen Europese duurzaamheidsproblemen bloot
Jeans
Publicatiedatum: 18-2-2021
Auteur:
  • Prof. dr. Tineke Lambooy LL.M.

“Er bestaat wereldwijd veel wetgeving op het gebied van chemicaliën, en toch wordt er enorm veel vervuild.” Dat is een van de bevindingen uit het duurzaamheidsonderzoek dat Nyenrode Business Universiteit de afgelopen vier jaar uitvoerde. Het doel: Inzichtelijk maken in welke mate het Europese beleid bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De resultaten liegen er niet om. Tineke Lambooy, hoogleraar Corporate Law aan Nyenrode Business Universiteit, leidde dit project. “Het is noodzakelijk dat we morgen naar een circulaire economie overgaan.”

Het duurzaamheidsonderzoek dat Nyenrode van 2016 tot en met 2020 uitvoerde, maakt deel uit van een internationaal samenwerkingsverband tussen verschillende universiteiten. Onder de naam SMART (Sustainable Market Actors for Responsible Trade) dienden zij een voorstel in voor Horizon 2020, het Europese subsidieprogramma voor wetenschap en innovatie. In dit onderzoek brachten zij de coherentieproblemen tussen de Europese regelgeving en het bevorderen van duurzame ontwikkeling in kaart.[1] “Dat kan je het beste doen door met een paar casestudies heel diep de internationale productieketen in te gaan”, legt Lambooy uit. “Universiteit Oslo volgde de productlevenscyclus van twee smartphones en wij maakten diezelfde analyse van een spijkerbroek en een wit T-shirt.”[2]

De impact van chemicaliën en sekseongelijkheid

Aan Lambooy’s internationale onderzoeksteam deden ongeveer vijftien onderzoekers mee, waaronder ook Martine Bosman, PhD student bij Nyenrode.[3] Andere onderzoekers werkten mee vanuit Bangladesh, Turkije, India en Indonesië. “Als eerste brachten we de ‘sustainability hotspots[4] in kaart; dat zijn de factoren die in de textielsector in algemene zin een probleem vormen voor duurzame ontwikkeling. Dan kom je op honderden dingen uit; kinderarbeid, pesticiden, noem maar op”, zet Bosman uiteen. In samenwerking met de bedrijven in de internationale keten onderzocht het team deze factoren door middel van literatuurstudies, interviews en het organiseren van expert- en stakeholdersbijeenkomsten.

Daarna koos het team twee hotspots die op zichzelf ernstig zijn en veel impact hebben op andere aspecten van duurzaamheid: gevaarlijke chemicaliën en sekseongelijkheid. “Chemicaliën hebben een negatieve invloed op de gezondheid van werknemers, waterstromen en de bodem. Het gebruik daarvan komt in bijna elke fase van de toeleveringsketen voor en daarom heeft deze hotspot een enorme impact op verschillende planetaire grenzen,”[5] vertelt Lambooy. “En ook de sekseongelijkheid in de productiefase is echt ernstig, het is voor vrouwen soms mensonterend.”[6]

Vervolgens identificeerde het team de wetgeving op het gebied van deze twee hotspots. Op het gebied van chemicaliën bleek die wetgeving behoorlijk te wensen over te laten, net als de handhaving daarvan. “Je hoeft op veel plekken in de wereld niet eens een vergunning te hebben voor het gebruik van pesticiden”, zegt Lambooy. “En voor het inzamelen van textielafval is nog maar weinig geregeld in Nederland. Producenten en verkopers hoeven ‘hun’ kleding niet in te nemen en als afval te verwerken, zoals in andere industrietakken wel het geval is. Statiegeld bestaat nog niet in deze branche.” Wel bleken verschillende initiatieven vanuit de industrie zelf te bestaan. “Je hebt het ‘zero discharge’ programma voor chemicaliën, en in Nederland het ‘Textielconvenant’.[7] Die normen zijn zoveel hoger dan de wetgeving, dat wij ons afvragen of die initiatieven niet de norm zouden moeten zijn. Het is immers technisch mogelijk en er is draagvlak voor in de sector.”

Presteren boven de norm

Het SMART-team onderzocht daarnaast op welke manier de ‘best practice’ fabrikanten in deze specifieke textielketens omgaan met de twee hotspots. “We spraken met veel stakeholders: financiers, NGO’s, vakbonden en producenten in India, Turkije, Vietnam, Bangladesh en Europa, van katoenkwekers tot afvalverwerkers”, aldus Lambooy. Daaruit bleek dat de duurzaamheidsstandaarden opgenomen in zelfregulering hoog zijn. “De ‘best practice’ fabrikant zoekt ter adressering van de diverse hotspots aansluiting bij keurmerken en sectorconvenanten, die in de meeste gevallen boven de minimale norm van de wetgeving uitstijgen.”

Op het gebied van sekseongelijkheid bestaat in alle landen van onderzoek veel wetgeving, maar het probleem zit in de naleving. Bosman: “In verdragen staat dat mannen en vrouwen gelijk moeten worden behandeld, hetzelfde moeten verdienen en dezelfde kansen moeten krijgen, maar het gebeurt niet. In de fabrieken in Bangladesh zijn er vaak onvoldoende en onhygienische vrouwen-wc's, terwijl de overgrote meerderheid van de werknemers daar vrouw is.” Een van de aanbevelingen van het team was dan ook: Train je mensen. “Op het moment dat je als kledingmerk je mensen op de productievloer traint, dan laat je ze op een andere manier kijken naar vrouwenrechten en verander je de bedrijfscultuur”, legt Bosman uit. “Dat zit hem niet in wetgeving, maar in het beïnvloeden van gedrag.”

Wat chemicaliën betreft deed het onderzoeksteam verschillende aanbevelingen voor nieuwe regelgeving. Lambooy: “Een nieuwe regel kan bijvoorbeeld zijn: Alle kledingfabrikanten en -merken zouden hun kleding terug moeten nemen en netjes recyclen. We moeten echt over naar een circulaire economie. Daarnaast adviseren wij internationale ketenpartners om transparant te zijn naar elkaar over de manier waarop producten worden gemaakt. Ook raden wij bedrijven aan gebruik te maken van duurzaamheidskeurmerken die al onwikkeld zijn, bijvoorbeeld op het gebied van biologisch geteelde katoen.”

Samen werken aan duurzaamheid

De resultaten van het onderzoek zijn in diverse rapporten[8] gepresenteerd aan de Commissie van de Europese Unie. Daarnaast zijn er zeker vijftien artikelen gepubliceerd, waaronder een special issue van het tijdschrift Yuridika[9] en een studie over ‘company leadership and sustainability’.[10] Het proefschrift van Bosman volgt binnenkort.

Het onderzoek vormde ook de basis voor het Fulltime MBA-vak ‘Circular Economy and Sustainable Development’ van Nyenrode.[11] “Daarin nemen we studenten mee in de reis die wij maakten bij het vinden van oplossingen voor hotspots,” zegt Lambooy, “en laten wij hen onderzoeken hoe zij kunnen bijdragen aan duurzaamheid. Hun studies gaan over een variëteit aan producten en sectoren.”

Als iets duidelijk uit dit onderzoek naar voren kwam, dan is het wel dat samenwerken ‘key’ is. Bosman: “In landen als Vietnam en Bangladesh werken mensen met hart en ziel aan een circulaire economie. Die persoonlijke ambitie van mensen blijkt een echte ‘game changer’ te zijn. Juist zíj lieten ons zien: Laten we dit met elkaar doen, want door samen te werken wordt het beter.”