Verduurzamen van wereldwijde waardeketens en de positie van minst ontwikkelde landen versterken: een gedeelde verantwoordelijkheid

Multinationals en overheden moeten de onderlinge verbondenheid van de wereldhandel en de impact ervan erkennen

23 februari 2021
Opinie

Bedrijfsactiviteiten waar producten en dienstencomponenten van over de hele wereld aan toegevoegd worden, zijn zogenaamde "waardeketens”. De "waarde" in de keten wordt toegevoegd door bepaalde elementen van productieprocessen in verschillende landen, waardoor de economieën van landen steeds meer met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn.

Waarde heeft hier niet alleen een financiële- en economische dimensie, maar ook, en waarschijnlijk nog meer, een sociale- en klimatologische dimensie. Deze dimensie is vooral belangrijk voor het verduurzamen van waardeketens. Gezamenlijke verantwoordelijkheid en actie van belanghebbenden is vereist, waarbij de onderlinge afhankelijkheid tussen alle partijen wordt erkend.

Bovendien vereisen waardeketens dat ontwikkelde landen en bedrijven, die daar hun oorsprong in vinden, hun verantwoordelijkheid nemen in plaats van zich alleen te richten op hun eigen doelen, zoals momenteel gebeurt bij de distributie van vaccins tegen COVID-19. Het lijkt erop dat de ontwikkelde wereld zich niet realiseert dat de ongelijke distributie van vaccins niet alleen oneerlijk is, maar ook economische vooruitgang in gevaar brengt voor zowel ontwikkelde als minst ontwikkelde landen (Least Developed Countries – LDCs) als gevolg van de onderlinge economische afhankelijkheid.

Een wereldwijde verstrengeling van waardenketens heeft zijn positieve punten. Zo is bijvoorbeeld een deel van de wereldbevolking boven de armoedegrens uitgekomen, mede als gevolg van nieuwe verbindingen met mondiale waardeketens (Global Value Chains - GVCs). In plaats van alleen consumenten te zijn, zijn LDCs producenten geworden en hebben zij hun rol op het gebied van internationale handel verder uitgebreid.

Er zijn echter nadelen. LDCs staan nog steeds onderaan de ladder van de keten met activiteiten die de minste waarde toevoegen, waardoor ze onvoldoende profiteren van het aangesloten zijn op GVCs. De deelname van Afrikaanse landen aan GVC’s bijvoorbeeld bestaat voor het grootste gedeelte uit het leveren van grondstoffen aan buitenlandse bedrijven voor verdere verwerking.  Een ander negatief neveneffect van wereldwijde onderlinge afhankelijkheid, is het feit dat veel ontwikkelde landen hun problemen uitbesteden aan LDCs, bijvoorbeeld door plastic afval naar het buitenland te sturen om eigen nationale duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken.

Over kostenbesparingen

Voorheen legden multinationals te veel nadruk op kostenbesparingen bij het opzetten van waardeketens, daarmee hun verantwoordelijkheid ontlopend om een veilige en fatsoenlijke werkomgeving voor werknemers te realiseren, mensenrechten te respecteren en dit ook van hun leveranciers te verwachten. Dit is een belangrijke barrière om duurzame waardeketens te laten slagen.

Zowel op nationaal als op bedrijfsniveau is het beleid in de ontwikkelde wereld veelal gericht op het beperken van de risico's van kwetsbare GVCs. Om de kwetsbaarheid van waardeketens te ondervangen, richten veel bedrijven zich op robotisering en het terughalen van activiteiten uit ontwikkelingslanden en LDCs, die voorheen daarnaartoe verplaatst zijn. Er zijn bijvoorbeeld ook verschillende initiatieven om lokale voedselsystemen te creëren. Hoewel dit een nobel doel is, moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor andere economieën – met name die van de LDCs – omdat deze landen daardoor een daling van hun landbouwexport kunnen zien. Het is bekend dat verdere (indirecte) binnenlandse steun aan de landbouw in ontwikkelde landen overproductie aanmoedigt, wat op zijn beurt het aanbod op de wereldmarkten verhoogt en de prijzen drukt. De lage prijzen maken het voor producenten in LDCs moeilijker om zowel op hun nationale markten als op internationale markten te concurreren, waardoor de productie afneemt en daarmee ook de ontwikkeling van de landbouwsector in deze landen negatief wordt beïnvloed.

De natuurlijke reactie van bedrijven in ontwikkelde landen is om meer te investeren in het behoud en de ontwikkeling van kennis- en productielijnen in hun eigen land. Investeren in schaarse producten en diensten moet echter gebeuren op basis van solidariteit en interactie met de rest van de wereld.

Over onderlinge verbondenheid

De wereldwijde connectie en onderlinge afhankelijkheid van waardeketens is zodanig dat wanneer er één dominosteen uit de keten wordt gehaald, de kans bestaat dat de hele structuur zal omvallen en dat de armste landen het meest hieronder zullen lijden. Het wereldwijde spanningsveld moet als uitgangspunt worden genomen bij het opzetten van duurzame waardeketens versus zich louter richten op eigen duurzaamheidskwesties zoals de ontwikkelde wereld nu vaak doet.

Multinationals zijn voor hun activiteiten deels afhankelijk van LDCs, van de productie van kleding in Bangladesh tot cacao in de Democratische Republiek Congo. Gezien de concurrentiedruk, die deze bedrijven ervaren in de internationale handel, oefenen ze met hun dominante positie ook veel druk uit op hun leveranciers in LDCs om hetzelfde te doen. De meeste van deze leveranciers zijn micro-, kleine en middelgrote bedrijven. Deze bedrijven opereren vaak al onder moeilijke omstandigheden, en dit wordt versterkt door de COVID-19-crisis. De pandemie toont nog meer de onderlinge afhankelijkheid tussen bedrijven en landen aan en de noodzaak om in onderlinge samenwerking tot een eerlijke verdeling van medische benodigdheden en apparatuur te komen.

Wie is verantwoordelijk?

Waar begint en eindigt voor een bedrijf de verantwoordelijkheid in GVCs voor wat betreft producten en diensten die door derden in ontwikkelingslanden worden geleverd? Van bedrijven wordt steeds vaker verwacht dat ze niet alleen geen schade toebrengen aan de samenleving, maar er juist samen met partners proactief een positieve bijdrage aan leveren.

De bal ligt niet alleen bij het bedrijfsleven. Oplossingen voor de bijbehorende risico’s in GVCs vereisen een publieke en private samenwerking, waarbij bedrijven en overheden verantwoordelijkheid moeten nemen. Ook burgers spelen daarin een prominente rol. De grote uitdagingen waarvoor de samenleving staat, zoals voldoende schoon water en CO2-emissiereducties, vereisen dat er naar de gehele waardeketen en de wereldwijde onderlinge verbondenheid ervan wordt gekeken en niet in isolatie naar losse onderdelen.

In de dagelijkse realiteit, welke wordt versterkt door COVID-19, wordt de wereld geconfronteerd met het feit dat menselijk gedrag de oorzaak is van veel ellende en tegelijkertijd ook de oplossing kan zijn. Met een beetje goede wil kunnen ontwikkelde landen deze crisis gebruiken als versneller om menselijk gedrag te veranderen. Dit vereist dat landen verder kijken dan het oplossen van hun eigen nationale en lokale duurzaamheidskwesties en niet de impact van die oplossingen in andere delen van de wereld negeren.

Ontwikkelde landen en multinationals moeten zich meer richten op verantwoord omgaan met schaarse hulpbronnen zoals arbeid en milieu. Macro en micro, zouden ze zich vaker moeten afvragen of ze deel uitmaken van de oplossing of van het probleem, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen. Het betekent ook dat ontwikkelde landen nog meer verantwoordelijkheid moeten nemen bij het ontwerpen van nationaal beleid en zich moeten inzetten om waardeketens echt duurzaam te maken realiserend dat we allemaal kwetsbaar zijn en Moeder Aarde geen rekening houdt met de grenzen die we hebben gesteld.

Désirée van Gorp is hoogleraar International Business aan Nyenrode Business Universiteit en onder andere lid van de Raad van Advies van het World Trade Organization Chairs Program.

Dit artikel verscheen eerder op Trade for Development News

Nyenrode Nieuwsbrief

Nyenrode deelt kennis met nieuwsgierige professionals. Abonneer je op News@Nyenrode voor al het Nyenrodenieuws.