Gepaste afstand tussen wetenschap en bedrijfsleven is noodzakelijk

27 juni 2018
Opinie

Binnen mijn vakgebieden (accountancy en rechten) ben ik wat betreft de invloed van het bedrijfsleven op de universiteit en universitair onderzoek wel wat gewend. Over dergelijke beïnvloeding lezen we ook regelmatig als het gaat om de farmaceutische en medische sector of de tabaksindustrie. Maar ook binnen de overheidssfeer, getuige de controverse over de ambtelijke beïnvloeding van de uitkomsten van WODC-onderzoek die deze week nog leidde tot het ontslag van de directeur van het wetenschappelijk onderzoeksinstituut van Justitie.

Toch verdient het aanbeveling dat wetenschap en bedrijfsleven elkaar bevruchten. Zo kan de wetenschap een belangrijke bijdrage leveren aan onderzoek, analyse en verklaring van verschijnselen, aan innovatie en aan beleidsvoorbereiding. Het bedrijfsleven kan onderzoek en innovatie stimuleren door data, kennis en fondsen voor onderwijs en onderzoek ter beschikking te stellen.

Aan wetenschappers die niet of nauwelijks hun ivoren toren verlaten hebben we weinig. Zij moeten op gezette tijden met ‘hun voeten in de klei staan’. Met een bedrijfsleven dat louter stuurt op hen welgevallige uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek schieten we evenmin iets op. Het gaat erom de balans te vinden tussen de verschillende belangen die in het geding zijn, binnen een spectrum dat onder meer wetenschappelijke integriteit maar ook het commercieel belang omvat.

Gepaste afstand over en weer is nodig daar waar (de schijn van) belangenverstrengeling, vriendendienst, collusie, ‘koop’ van invloed en zelfs corruptie op de loer liggen. De wetenschap mag zich nooit voordoen als ware het een ‘consigliere’ of ‘right hand man’ van bedrijfsleven en overheid. Het is naïef te denken dat zij die daar wel voor openstaan zijn te beteugelen met bijvoorbeeld de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening.

Deze thematiek komt ook aan de orde in een rapport (28 mei 2018) van de hoogleraren Mols, Kuijl en Verbruggen. Zij vormden de onafhankelijke commissie die van het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) opdracht kreeg de invloed van het ‘fossiele bedrijfsleven’ op de EUR te onderzoeken. Dit mede naar aanleiding van een overeenkomst tussen een onderdeel van de universiteit en Shell, waarin uitdrukkelijk was bepaald dat Shell het curriculum van een opleiding zou mogen beïnvloeden, alsook recruitmentactiviteiten zou mogen ontplooien.

De commissie concludeert dat de bewoordingen in twee contracten ‘ongelukkig geformuleerd’ zijn, maar ook dat de betrokken bedrijven geen invloed hebben gehad op het onderwijsprogramma en evenmin daadwerkelijk inzicht hebben gekregen in de cv’s van studenten. Wel is de commissie ‘verschillende omstandigheden tegengekomen die een mogelijk risico vormen voor de integriteit van de wetenschapsbeoefening’. Deze betreffen onder meer nevenwerkzaamheden, werkzaamheden die onttrokken zijn aan het regulier toezicht, en de gecompliceerde organisatiestructuur met een faculteit en werkmaatschappijen.

De commissie schreef een genuanceerd rapport. Enerzijds worden in duidelijke bewoordingen diverse kritische (verbeter) punten opgeworpen en risico’s geduid. Anderzijds wordt duidelijk aangegeven waarom de banden tussen universiteiten en derden verklaarbaar, nuttig en noodzakelijk zijn.

Maar er is ook veel dat de commissie niet mocht of hoefde te onderzoeken. Zo is zij niet op zoek gegaan naar schendingen van de gedragscode. Evenmin was het de opdracht onderzoek te doen naar de inhoud en uitkomsten van concrete consultancy-opdrachten en de wijze van uitvoering van nevenwerkzaamheden. Wel keek de commissie naar de regelingen dienaangaande en constateerde dat deze leiden tot individuele beloningen die individuele prikkels kunnen worden om ‘hetzij slechts te focussen op primair zeer lucratieve activiteiten hetzij verleid te worden tot het relativeren van de aan de wetenschapper te stellen normen op het terrein van de wetenschappelijke integriteit’.

Maar bovenal hoefde de commissie geen onderzoek te doen naar een door een Rotterdamse hoogleraar opgesteld rapport over het vestigingsklimaat (én de dividendbelasting) in Nederland waarbij Shell, Unilever, Akzo, DSM en Philips waren betrokken. Website Follow the Money publiceerde daarover en zwengelde zo de discussie aan over de banden tussen wetenschap en bedrijfsleven. Het is jammer dat de commissie geen onderzoek naar het rapport over de actuele kwestie mocht doen. Haar soms stevige conclusies smaken naar meer.


Bron: nieuwsbrief Nyenrode Corporate Governance Instituut, juni 2018.

Deze column is eerder gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, ‘Gepaste afstand tussen wetenschap en bedrijfsleven is noodzakelijk’, d.d. 20 juni 2018.


Artikelen en columns gepubliceerd op de website en in de nieuwsbrief van het NCGI weerspiegelen niet per definitie een algemene visie van het NCGI, maar worden door auteurs op persoonlijke titel geschreven. Reageren kan via ncgi@nyenrode.nl.

Nyenrode Nieuwsbrief

Nyenrode deelt kennis met nieuwsgierige professionals. Abonneer je op News@Nyenrode voor al het Nyenrodenieuws.