Publicatiedatum:
17-12-2025
Auteur:
-
Dr. Bart Jansen LL.M.
-
Prof. dr. Jeroen Veldman
Europa wil met strategische autonomie kwetsbaarheden verkleinen en de regie terugpakken over cruciale sectoren. Dat zelfbewustzijn kan omslaan in een autocratisch ecosysteem, schrijven Bart Jansen, docent rechtsfilosofie en Jeroen Veldman, hoogleraar corporate governance van Nyenrode Business Universiteit.
Europa spreekt trots over ‘strategische autonomie’. Na decennia van afhankelijkheid wil het zijn industrie heropbouwen rond defensie, AI, cloud en energie, een belofte van kracht en zelfbeschikking. Duitsland en het Internationaal Strafhof willen af van Microsoft, Frankrijk bouwt een eigen cloud, en Nederland volgt met beleid om industriële soevereiniteit te waarborgen. Dat streven is logisch: coronapandemie, oorlog en Amerikaanse heffingen hebben de kwetsbaarheid van die afhankelijkheden blootgelegd.
Dit nieuwe zelfbewustzijn vraagt om waakzaamheid, want de beweging richting strategische autonomie kan ongemerkt omslaan in een beweging naar autocratie, economisch én bestuurlijk. Aan deze strategie hangt een fors prijskaartje. Het terugdraaien van internationale specialisatie en vrijhandel leidt tot lokale dubbelingen, overproductie en hogere prijzen. De investeringsprikkel verschuift van markt naar overheid, waardoor concurrentie en efficiëntie verder afnemen. Bedrijven kunnen bovendien altijd twee kaarten spelen: die van het vestigingsklimaat en die van de strategische autonomie, zoals ASML, dat voortdurend balanceert tussen nationaal belang en geopolitieke druk.
Ondernemersrisico
Wanneer staten zich als hoeders van industriepolitiek opwerpen, schuift ondernemersrisico langzaam door naar de belastingbetaler. De geschiedenis laat zien hoe verlieslatende bedrijven zich onder het label ‘nationaal belang’ jarenlang op publieke steun blijven voortzetten, denk aan het RSV-schandaal of aan Tata Steel.
Een andere, fundamentelere verschuiving is de uitbreiding van staatsraison naar de private sfeer. De Nederlandse overheid greep onlangs in bij chipbedrijf Nexperia via een obscure wet uit 1952, terwijl ASML direct Amerikaanse inmenging ervaart. Andersom nemen bedrijven een grotere politieke rol op zich: toen Elon Musk via Starlink tijdelijk de internetdiensten voor Oekraïne beperkte, was dat geen technisch besluit maar een politieke keuze.
De verwevenheid van bedrijven en staatsbelangen vergroot de macht van enkelen en verschuift de grenzen van publieke controle. In de Verenigde Staten floreren sommige bedrijven vooral dankzij hun nabijheid tot het Witte Huis. Achter de façade van de vrije markt ontstaat zo een oligopolie waarin enkele spelers de spelregels bepalen.
Economisch privilege
Dit ‘vriendjeskapitalisme’ maakt ondernemerschap afhankelijk van politieke loyaliteit. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben liet in The Kingdom and the Glory (2007) zien dat moderne macht zich vooral uit in het beheren van uitzonderingen, het recht om regels te negeren. In de economie is dat uitzonderingsrecht geen juridische categorie meer, maar een economisch privilege. Sommige bedrijven zijn ‘too big to fail’ of beschikken over de juiste connecties om fiscale snelwegen, soepelere milieuregels of reddingsoperaties te organiseren. De vraag wie mag omvallen en wie niet wordt zo de kern van macht: het recht wordt service, de markt hofhouding.
Zo ontstaat een democratie met een plutocratische onderlaag: de façade van verkiezingen en parlement blijft intact, maar de beslissingen vallen in achterkamers, boardrooms en lobbytafels. De staat gedraagt zich als een onderneming, terwijl ondernemingen zich als staten opstellen. Zij bepalen wie risico draagt, wie toegang krijgt tot voorzieningen en welke concurrenten mogen bestaan.
Binnen bedrijven voltrekt zich een parallelle autocratisering. Bij platformmodellen zoals Uber vervangt algoritmische controle traditioneel management: chauffeurs lijken zelfstandig, maar worden realtime gemonitord en gesanctioneerd. Die top-downlogica via flexibele contracten en datagedreven sturing bepaalt inmiddels ook de cultuur bij Amazon en Foxconn. Protesteren betekent urenverlies of vervanging door een algoritme, terwijl gedragsstatuten en ethische codes verworden tot PR-instrumenten. Het resultaat is een dubbele autocratie: de staat beschermt grote spelers van buitenaf met subsidies en gunstbeleid, terwijl binnen bedrijven autoritaire bestuursculturen de norm zijn.
Hoeders van de economie
De Amerikaanse politiek filosoof Sheldon Wolin noemde dit in 2003 ‘inverted totalitarianism’: geen openlijke dictatuur, maar een democratie bestuurd door economische elites. Macht concentreert zich niet in één partij of leider, maar in de symbiose tussen staat en markt. Ironisch genoeg presenteren zulke regimes zich als hoeders van economische dynamiek, terwijl ze concurrentie ondermijnen en innovatie verstikken.
Ook in Nederland voltrekt dit proces zich, zij het subtieler: via voorkeursbehandelingen voor Shell en Tata Steel en de toenemende overheidsafhankelijkheid van enkele consultancybedrijven. We denken graag dat autocratie op het Binnenhof begint, maar de Zuidas is de grotere boosdoener.
De ambitie tot strategische autonomie is begrijpelijk en deels noodzakelijk, maar mag niet vervallen tot protectionisme dat innovatie smoort en politieke loyaliteit beloont. In private verhoudingen moet de markt, niet de staat, de dienst uitmaken; binnen ondernemingen moeten heldere corporate-governanceprincipes macht beheersbaar houden. Zo is ‘autonomie’ meer dan een ander woord voor ‘autocratie’.